Nilfisk-ALTO RS 2200 Automobile User Manual


 
NEDERLANDS
GEBRUIKSAANWIJZING
38
33019476(3)2010-02 A RS 2200
CONTROLE VAN DE BANDENSPANNING
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
De bandenspanning moet als volgt zijn:3.
Voorbanden: 6,0 Bar (87 psi)
Achterbanden: 6,0 Bar (87 psi)
LET OP!
Respecteer de waarden voor de bandenspanning op de betreffende stickers.
De waarden op de banden verwijzen naar standaardbelastingen en -snelheden, maar komen niet overeen met de
bedrijfsomstandigheden van de machine.
CONTROLE VAN DE WERKING VAN DE PARKEERREM
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) en controleer of deze goed werkt. Controleer bovendien of de rem hetzelfde werkt op beide
voorwielen. Laat waar nodig afstellingen door een servicecentrum van Nil sk uitvoeren.
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL VAN DE DIESELMOTOR
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Laat de motor afkoelen.3.
Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel 4.
d.8.
Controleer het oliepeil van de dieselmotor zoals beschreven in de betreffende handleiding.5.
Vul waar nodig olie van hetzelfde type bij. Zie het hoofdstuk Technische eigenschappen.6.
CONTROLE VAN HET KOELVLOEISTOFPEIL VAN DE DIESELMOTOR
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Controleer of het peil van de koelvloeistof in het expansievat (1, Afb. G) tussen de markeringen voor MIN en MAX staat (1 en 3.
2, Afb. AB).
Vul waar nodig koelvloeistof van hetzelfde type of koelvloeistof van dezelfde kwaliteit bij via de vuldop (3, Afb. AB). Zie het 4.
hoofdstuk Technische eigenschappen.
SMERING VAN DE BEWEGENDE ONDERDELEN
Smeer de bewegende onderdelen met behulp van de juiste smeerinrichtingen voorzien van de betreffende stickers.
De gemiddelde hoeveelheid te injecteren vet moet zijn:
4 - 5 pompjes bij gebruik van een handbediende pomp.
Injectie van 15 - 20 seconden, bij gebruik van een luchtpomp.
De smeerpunten zijn:
Bladveren rechtsvoor en linksvoor (1, Afb. AA)
Bladveren rechtsachter en linksachter (2, Afb. AA)
Scharnier machine (3 en 4, Afb. AA)
Kop stuurcilinder (5, Afb. AA)
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL IN DE POMP VAN HET STOFBESTRIJDINGSSYSTEEM
Schakel de parkeerrem (3, Afb. D) in.1.
Doe de motor uit door de contactsleutel (6, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.2.
Open de watertank linksvoor (5, Afb. G) door de bovenste en onderste steunen (39 en 38) los te halen met een inbussleutel 3.
d.8.
Gebruik de peilmeter (5, Afb. AD) om te controleren of de olie in de pomp van het stofbestrijdingssysteem (1) bijna bij het 4.
maximumpeil staat.
Als de meter niet bruikbaar is, draait u de vuldop (2, Afb. AD) los en controleer of het oliepeil tussen MIN en MAX (4 en 3) 5.
staat.
Als dat niet het geval is, verwijdert u de dop (2, Afb. AD) en vult u bij. Zie het hoofdstuk Technische eigenschappen voor het 6.
type olie dat moet worden gebruikt.