Briggs & Stratton Model 490000 Automobile Parts User Manual


 
68
BRIGGSandSTRATTON.COM
Elektronisch brandstofmanagementsysteem
Het elektronisch brandstofmanagementsysteem bewaakt de motortemperatuur, het
toerental van de motor en de accuspanning om dechoke bij te stellen om zo het juiste
mengsel van lucht en brandstof te leveren tijdens het starten van de motor en het
opwarmen. Er zijn geen instellingen of bijstellingen op hetsysteem. Als zich start- of
bedrijfsproblemen voordoen, neem dan contact op met een erkende Briggs &
Stratton-dealer.
OPGEPAST: Zorg dat u onderstaande stappen volgt, anders kan het systeem
beschadigd raken.
De motor nooit starten als de accukabels niet zijn aangesloten.
Draai de sleutel op de stand ‘off’ (uit) voordat u de accu loskoppelt, verwijdert en/of
installeert.
Nooit een acculader gebruiken om de motor te starten.
De accukabels nooit loshalen als de motor draait.
Bij het aansluiten van de accukabels moet u eerst de positieve (+) kabel aansluiten
op de accu en vervolgens de negatieve (--) kabel.
Wanneer u de accu oplaadt, moet u de ontstekingsschakelaar op de off-stand
draaien en de negatieve (--) accukabel loshalen vande accu.
Geen water rechtstreeks op de elektronische regelunit spuiten.
Carburateurafstelling
Voer nooit afstellingen aan de carburateur uit. De carburateur was op de fabriek
afgesteld om efficiënt te werken onder dem eeste omstandigheden. Als echter afstelling
noodzakelijk is, raadpleeg dan een erkende Briggs & Stratton dealer voor service.
OPGEPAST: De fabrikant van de machine waarop deze motor is geïnstalleerd
specificeert het maximum toerental waarop de motor gebruikt zal worden. Overschrijd
dit toerental niet.
De bougie vervangen - Afb.
5
Controleer de elektrodeafstand (A, Afb. 5) met een draadvoeler (B). Verstel zonodig de
opening. Installeer debougie en draai deze vast met het aanbevolen aanhaalkoppel. Zie
voor afstelling van de opening of het aanhaalkoppel het Specificaties hoofdstuk.
Noot: In sommige gebieden schrijven plaatselijke wetten het gebruik voor van een
weerstandsbougie om ontstekingssignalen teonderdrukken. Indien deze motor origineel
was uitgerust met een weerstandsbougie, gebruik dan voor vervanging hetzelfde type
bougie.
Uitlaat en Vonkenvanger Inspecteren
Draaiende motoren produceren hitte. Motoronderdelen, vooral de
uitlaat, worden uiterst heet.
Ernstige brandwonden kunnen optreden bij contact.
Brandbaar vuil, zoals bladeren, gras, hout, enz., kan in brand geraken.
WAARSCHUWING
Laat uitlaat, motorcilinder en vinnen afkoelen voordat deze aangeraakt worden.
Verwijder opgehoopt vuil van het uitlaat- en cilindergebied.
In Californië is het een overtreding van de California Public Resource Code,
paragraaf 4442, om de motor te gebruiken of te laten draaien in bosgebied, of
op land met struiken of gras tenzij het uitlaatsysteem is voorzienvan een
vonkenvanger zoals gedefinieerdin paragraaf 4442 die zodanig is onderhouden
dat hij goed werkt. Andere staten of landen kunnen soortgelijke wettelijke
voorschriften hebben. Neem contact op met de fabrikant van de apparatuur, de
wederverkoper of de dealer voor de aanschaf van een vonkenvanger die is
gemaakt voor het uitlaatsysteem dat op deze motor is geïnstalleerd.
De onderdelen van het uitlaatsysteem worden door de fabrikant van de apparatuur
geïnstalleerd. Neem voor specifiek onderhoud en informatie over vervanging contact op
met de fabrikant van de apparatuur.
Verwijder opgehoopte rommel rondom de geluiddemper en de cilinder. Kijk de
geluiddemper na op scheurtjes, corrosie en andere beschadigingen. Verwijder, indien
aanwezig, de vonkenvanger en kijk hem na op beschadigingen en verstopping door
koolvorming. Als u beschadigingen aantreft, installeer dan vervangingsonderdelen
voordat u het apparaat weer gebruikt.
WAARSCHUWING: Vervangingsonderdelen moeten identiek zijn aan
de originele onderdelen en op dezelfde plaats worden gemonteerd. Andere
onderdelen bieden mogelijk minder goede prestaties, ze kunnen het apparaat
beschadigen en mogelijk letsel veroorzaken.
Olie verversen - Afb.
6 7
Gebruikte olieis gevaarlijk afvalen moet opde juiste manier wordenafgevoerd. Niet met
huishoudelijk afval weggooien. Raadpleeg de plaatselijke autoriteiten, het
servicecentrum of de dealer voor veilige manieren omhet af te voeren/te recyclen.
Olie verwijderen
1. Ontkoppel, met de motor uit maar nog steeds warm, de bougiekabel (A) en houd
deze weg van de bougie (Afb. 6).
2. Verwijder de peilstok (D).
Standaard olie aftapplug
1. Verwijder de olie aftapplug (B). Tap de olie af in een goedgekeurde container.
Noot: Elke olie aftapplug die getoond is kan in de motor gemonteerd zijn.
2. Installeer nadat de olie is afgetapt de olie aftapplug en draai deze vast.
Optionele snelle olie aftap
1. Ontkoppel de olie aftapslang (G, Afb. 6) van de zijkant van de motor.
2. Draai en verwijderde olie aftapdop (H). Laatde snelle olieaftap voorzichtig (I) ineen
goedgekeurde container zakken (J).
3. Installeer nadat de olie is afgetapt de olie aftapdop. Bevestig de olie aftapslang aan
de zijkant van de motor.
Oliefilter vervangen (indien hiermee uitgerust)
Zie voor vervangingsintervallen de Onderhoud kaart.
1. Tap de olie uit de motor af. Zie de Olie Verwijderen sectie.
2. Verwijder de oliefilter (C) en gooi deze op de juiste manier weg. Zie Afb. 7.
3. Smeer, voordat U het nieuwe oliefilter installeert, de filterpakking in met verse,
schone olie.
4. Installeer het oliefilter met de hand tot de pakking de oliefilteradapter raakt, draaihet
oliefilter dan nog 1/2 tot 3/4 slag vast.
5. Vul olie bij. Zie het hoofdstuk Olie bijvullen.
6. Start de motor en laat deze draaien. Controleer terwijl de motor opwarmt op
olielekkages.
7. Stop de motor en controleer het oliepeil. Het moet tot de “FULL” (=vol) markering op
de peilstok komen.
Olie bijvullen
Plaats de motor waterpas.
Reinig rond de olievulopening.
Raadpleeg het hoofdstuk Specificaties voor de oliecapaciteit.
1. Verwijder de peilstok (D) en veeg deze af met een schone doek (Afb. 6).
2. Giet de olielangzaam inde olievulopening vande motor(E).Niet overvullen. Wacht
na het olie bijvullen een minuut en controleer dan het oliepeil.
3. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
4. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het moet tot de “FULL” (=vol)
markering (F) op de peilstok komen.
5. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
Luchtfilter onderhouden - Afb.
8 9
WAARSCHUWING
Brandstof en zijn dampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
Start of gebruik de motor nooit met verwijderde luchtreiniger (indien demotor
hiermee is uitgerust) of verwijderd luchtfilter (indien de motor hiermee is
uitgerust).
OPGEPAST: Gebruik geen perslucht of oplosmiddelen omde luchtfilter te reinigen.
Perslucht kan de filter beschadigen en oplosmiddelen zullen de filter oplossen.
Het luchtfiltersysteem gebruikt een plat of ovaal patroon. Sommige modellen zijn ook
uitgerust met een voorfilter dat uitgewassen en hergebruikt kan worden.
Plat luchtfilter
1. Verwijder het deksel (A,Afb.8).
2. Verwijder de filter (C) en de voorfilter (B).
3. Tik om vuil los te makenvoorzichtig tegen een hardoppervlak. Wanneer de filter erg
vuil is, vervang deze dan door een nieuwe filter.
4. Was de voorfilter in een vloeibaar oplosmiddelen water. Laat deze dan grondig
drogen. De voorfilter niet inoliën.
5. Zet het droge voorfilter en filter in de houder op de motor (D).
6. Installeer het deksel.
Ovaal luchtfilter
1. Verwijder het deksel (A,Afb.9).
2. Om de filter (B) te verwijderen moet u het uiteinde van de filter optillen.
3. Verwijder de voorfilter (C), indien aanwezig, van de filter.
4. Tik om vuil los te makenvoorzichtig tegen een hardoppervlak. Wanneer de filter erg
vuil is, vervang deze dan door een nieuwe filter.
5. Was de voorfilter in een vloeibaar oplosmiddelen water. Laat deze dan grondig
drogen. De voorfilter niet inoliën.
6. Assembleer de droge voorfilter tegen de filter.
7. Installeer de filter in de houder op de motor (D) en druk hem omlaag tot de filter op
zijn plaats klikt.
8. Installeer het deksel.
Not for
Reproduction