English
Español
Deutsch
Français
Italiano
Nederlands
4
Aansluitingen
Pioneer raadt u af het navigatiesysteem zelf in te bouwen. Wij adviseren u om alleen
bevoegd Pioneer onderhoudspersoneel, dat speciaal is opgeleid en ervaring heeft met
mobiele elektronica, dit navigatiesysteem te laten instellen en inbouwen.
VOER NOOIT ZELF ONDERHOUD UIT AAN DIT NAVIGATIESYSTEEM. Bij
verkeerd inbouwen of onderhoud van dit navigatiesysteem en de aansluitkabels
bestaat de kans op een elektrische schok of een andere gevaarlijke situatie, en kan het
navigatiesysteem schade oplopen die niet onder de garantie valt.
• Indien u besluit de installatie zelf uit te voeren, een speciale opleiding heeft gehad
en ervaring heeft met het inbouwen van mobiele elektronica, volg dan nauwgezet
alle stappen van de installatiehandleiding.
• Maak alle draden met kabelklemmen of isolatietape vast. Let er tevens op dat er
geen draden blootliggen.
• Sluit de gele draad van dit navigatiesysteem niet direct aan op de accu van de auto.
Als de draad direct is verbonden met de accu, kan de isolatie door de motortrillin-
gen losraken op de plaats waar de draad van het interieur naar de motorruimte
loopt. Als de isolatie van de gele draad door het contact met metalen delen scheurt,
kan er kortsluiting ontstaan, hetgeen tot een zeer gevaarlijke situatie leidt.
• Wanneer de GPS antennedraad of de microfoondraad zich rond de stuurkolom of
de versnellingspook wikkelt, ontstaat een bijzonder gevaarlijke situatie. Zorg
ervoor dat dit navigatiesysteem, de kabels en de bedrading op zo’n manier worden
aangebracht dat ze geen belemmering vormen tijdens het rijden.
• Zorg ervoor dat de kabels en draden zo worden geleid en bevestigd dat ze niet ver-
strikt raken in de bewegende onderdelen van de auto of deze niet hinderen. Dit
geldt met name voor het stuur, de versnellingshendel, de handrem, de geleid-
ingsrails voor de verstelbare stoelen, de portieren of een van de regelmechanismen
van het voertuig.
• Laat de draden niet langs plaatsen lopen waar ze blootgesteld worden aan hoge
temperaturen. Als de isolatie van de draden erg warm wordt, kunnen ze
beschadigd raken, waardoor er kortsluiting of een storing ontstaat er mogelijk per-
manente beschadiging aan dit navigatiesysteem optreedt.
• Maak de GPS antennedraad niet korter en ook niet langer. Wijzigen van de
antennedraad kan resulteren in kortsluiting.
• Maak ook geen enkele andere draad korter. Wanneer dit gebeurt, is het mogelijk
dat het beveiligingscircuit (zekeringhouder, zekeringweerstand of filter) niet goed
meer functioneert.
• Tap nooit stroom af van de stroomtoevoerdraad van het navigatiesysteem voor de
voeding van andere elektronische apparatuur. De stroomcapaciteit van de draad
kan overschreden worden, met oververhitting tot gevolg.
• Het zwarte snoer is de aardverbinding. Dit snoer dient afzonderlijk van de aarde
van producten met een hoog stroomverbruik, zoals eindversterkers, te worden
geaard. Aard niet meer dan één product samen met de aarde van een ander prod-
uct. U dient bijvoorbeeld elke versterkermodule afzonderlijk, los van de aarde van
het navigatiesysteem te aarden. Door de aarde met elkaar te verbinden, kan er
brand en/of schade aan producten ontstaan als de massaverbinding losraakt.